Oktober 2003, nr 248

Niet te filmen: Sjors en Sjimmie

Dolgedraaide carrousel

Het moest een bikkelharde, gitzwarte komedie worden, een soort pré-Fortuynfilm, volgens Theo van Gogh, met Paul de Leeuw en Eric van Sauers als politiek incorrecte Sjors en Sjimmie. Toen er water bij de wijn moest worden gedaan, werd het project afgeblazen.

Illustratie: Peter Pontiac.

Het moet haast wel een van de langstlopende vriendschappen uit de Nederlandse geschiedenis zijn: die tussen Sjors en Sjimmie. Al meer dan zeventig jaar trekken de blonde voorzitter van de Rebellenclub en zijn gekleurde maatje met elkaar op. In die periode leerde Sjimmie keurig Nederlands praten en ruilden de twee de vooroorlogse normen en waarden in voor meer hedendaags kwajongensgedrag. Tegenwoordig is het duo helemaal bij de tijd, zijn ze Madonna-fan en lopen ze met mobieltjes. Eigenlijk werd hun vriendschap maar één keer serieus bedreigd. Dat was toen regisseur Theo van Gogh, komiek Paul de Leeuw en cabaretier Eric van Sauers op het idee kwamen een eigentijdse filmversie van de stripboeken te produceren. Sjors en Sjimmie als respectievelijk relnicht en sportschool-aso, zo had schepper Frans Piët het niet bedoeld. Gelukkig voor hem bleek Sjors en Sjimmie niet te filmen.

Ontspoord
Een Sjors en Sjimmie-film was al ooit eens gemaakt door de Limburgse kindervriend Henk van der Linden. Daar zou Van Goghs film lichtjaren vanaf komen te staan. "Wat ons voor ogen stond was een bikkelharde, gitzwarte komedie over hoe mannen onderling met elkaar omgaan. Een analyse van hoe macho's in elkaar zitten en vooral ook hoe mensen elkaar verraden." Het begon allemaal op de set van De pijnbank (1998), een eveneens zwarte komedie waarin Theo van Gogh een totaal andere Paul de Leeuw introduceerde dan het publiek kende. Een neurotische middenstander die wraak wil nemen op de bankmedewerker die zijn faillissement had bewerkstelligd. Het personage stond zover af van de populaire televisiekomiek dat het publiek massaal besloot thuis te blijven. Maar tijdens het draaien was een nieuw idee geboren. Een misdaadkomedie over Sjors en Sjimmie, waarin de twee jeugdvrienden, eenmaal volwassen geworden, totaal ontspoord blijken.
Van Gogh: "Het moest een omkering van stereotypen worden. De schurk lijkt aanvankelijk de neger maar is uiteindelijk toch de blanke, dat bevalt mij zeer natuurlijk. Sjimmie beantwoordt aan veel allochtone stereotypen en dat Sjors een valse nicht is draagt daar natuurlijk ook aan bij. Clichés die zo uitgehold zijn dat je naar een dolgedraaide carrousel zit te kijken."
Paul de Leeuw benaderde regisseur Koos Terpstra om samen met diens vaste schrijfpartners Owen Schumacher en Paul Groot een script uit te werken. Terpstra, (toen en nu) artistiek directeur van het Noord Nederlands Toneel: "We hebben eerst nog wel naar de strips gekeken, want daar hadden we warme herinneringen aan. We konden er echter niks mee. Het waren gags van één pagina, en ook nog eens vreselijk gedateerd. Zo gaan mensen tegenwoordig niet meer met elkaar om. Toen we probeerden dat te corrigeren, werd het weer te politiek correct. We zijn toen maar helemaal overnieuw begonnen. Een paar elementen uit de boeken hebben we laten zitten, zoals de Kolonel, Sally en de Rebellenclub, maar dat was meer een knipoog naar de lezers van vroeger. Dit verhaal heeft nooit in de Pep gestaan."

Cavia
Het script waar ze mee aankwamen opent als een klassieke misdaadfilm: Sjimmie haalt Sjors op uit de gevangenis. Maar waar in Once upon a time in America James Woods een vrouw heeft klaarliggen voor Robert De Niro, arriveert Sjimmie met lege handen. Sterker nog, hij heeft al die jaren niks van zich laten horen, terwijl Sjors in zijn eentje heeft moeten brommen voor een gezamenlijk uitgevoerde klus. Als Sjimmie tot overmaat van ramp Sjors' cavia platrijdt, wordt duidelijk dat de twee een hoop te bepraten hebben. Sjimmie is echter vol vertrouwen: "Je kan een baan opzeggen. Je kan het uitmaken met een vrouw. Maar een vriendschap kan je niet opzeggen."
Sjimmie is een patser, compleet met grote bek, fout hondje, dure auto en een Anita-vriendin die hij naait waar ze bijstaat. Al tijdens het eerste autoritje met Sjors krijgt hij ruzie op een gracht en slaat hij een taxichauffeur het ziekenhuis in. Sjors is een stuk rustiger, maar zeker niet betrouwbaarder. Als in die eerste fase de officier van justitie die hem veroordeelde mysterieus om het leven komt, rijst het vermoeden dat Sjors gevaarlijk is dan hij doet voorkomen.
Terpstra: "De gedachte was een spel met verwachtingspatronen. Kijk, Paul de Leeuw heeft natuurlijk de sympathie aan zijn kont hangen. Je kunt hem de vreselijkste dingen laten zeggen en hij komt er mee weg. Hij is en blijft die lieve dikkerd, dus hoe kun je dat veranderen? Door hem volstrekt amoreel te maken. Dat ging op een gegeven moment best ver, in één scriptversie vermoordde hij zo'n beetje iedereen. In de laatste versie is dat teruggebracht, maar hij bleef onbetrouwbaar."
Het Sjors-personage in het script is niet alleen onbetrouwbaar, het is ongrijpbaar. Terwijl Sjimmie helder wordt neergezet en de beste grappen heeft, blijft Sjors een raadselachtige figuur, die er vaak het zwijgen toe doet. Niet het soort rol waar je Paul de Leeuw mee associeert. Theo van Gogh beaamt dat daar een risico in school. "Eric is een voortreffelijke, explosieve acteur, een brok dynamiet. Paul is toch vooral Paul de Leeuw. Bij De pijnbank was hij iemand die je tastend zijn rol zag verkennen, om er opeens te schieten. Waar Paul een understatement maakte, daar maakte Eric juist een overstatement. Wat ik voor me zag was dat we ze na een lange repetitie op hetzelfde level zouden krijgen. Wat lastig is, want Paul heeft zijn televisieroem mee te torsen, terwijl Eric geloofwaardig een onbekende kan spelen. Niettemin, het had me een enorme uitdaging geleken."

Politiek pamflet
Voor Theo van Gogh was het vooral belangrijk dat in Sjors en Sjimmie een flinke dosis sociaal commentaar zat. "Je ziet in de film hoe in Nederland de verschillende bevolkingsgroepen met elkaar omgaan. Maar ook wordt er compleet de draak gestoken met de Nederlandse rechtsstaat en de belachelijk lage straffen die hier worden uitgedeeld. Noem het een pré-Fortuynfilm. Een politiek pamflet, maar wel met een scherp randje, omdat het niet politiek correct was. Een blanke en een zwarte die allebei buitengewoon verdorven, slecht en pervers zijn. En natuurlijk speelt er ook een homo-erotisch thema mee. Het aardige is dat Sjimmie buitengewoon tegen homo's gekant is en zich niet zou kunnen voorstellen dat Sjors een nicht is, wat hij natuurlijk wel blijkt te zijn. Typisch voortvloeisel van een machocultuur. Omdat Paul de Leeuw natuurlijk de lieveling is van vele schoonmoeders, was het heel acceptabel om één van de helden van het verhaal ook nog homo te laten zijn." Terpstra is wat minder stellig over het Fortuynistische karakter van het script. "Achteraf kun je dat etiket er misschien wel op plakken, maar destijds was het niet echt een issue. Je zit tijdens het schrijven ongelooflijk veel te praten, en er komt van alles uit. Het uitgangspunt was in de eerste plaats: gewoon een lekkere spannende film maken."
En vooral: een succesvolle film, met naast sociaal commentaar ook flink wat actie. Sjors en Sjimmie blijken tijdens de bankroof waar Sjors voor moest opdraaien een kluisje van een drugskartel leeggehaald te hebben. Die staan op de stoep, zodat de heren een week de tijd hebben om hun schuld af te lossen. Als een van hun vroegere Rebellenclub-leden chauffeur bij Geldnet blijkt, is een plan snel geboren. Theo van Gogh: "We wilden natuurlijk wel City halen, en niet het Ketelhuis. Dus zat er een spectaculaire scène in de IJtunnel in, waarbij overvallers een euro-geldtransport tot stilstand brengen, de tunnel afsluiten en binnen twee minuten de wagen van zijn inhoud weten te ontdoen. In Nederlandse films wordt er dan na het spitsuur een uurtje gedraaid. Maar wat je feitelijk moet doen is een tunnel een dag afsluiten, of zelfs nabouwen, anders lukt het niet. Als ik Sjors en Sjimmie gemaakt had, had daar geld tegenover moeten staan. Niet weer snel en goedkoop. Er hoort een bepaald tempo bij. We praten over de dagen van 35mm, maar zelfs met digitale camera's zou ik minimaal een miljoen euro nodig hebben, omdat het tempo en de grapdichtheid hoog liggen. Met andere woorden, je moet er een zeer uitvoerige repetitietijd aan vooraf doen gaan om die dialogen tot leven te brengen. Niks improviseren. Grappig is grappig, er is geen tussenweg."

Familiefilm
Sjors en Sjimmie zou geproduceerd worden door Shooting Star, de maatschappij van Pietje Bell die eerder met Van Gogh 06 en Blind date had gedaan. Gezien het beoogde budget was echter veel omroepgeld nodig. Van Gogh: "VARA, NPS, niemand gaf thuis. En als je geen omroep krijgt, krijg je ook geen CoBO-fonds. Dan wordt het ook weer lastiger met het Stimuleringsfonds, dat werkt zo door. Het kwam allemaal door mijn voorwaarde dat we er geld voor moesten hebben, anders deed ik het niet."
Volgens Dave Schram, producent bij Shooting Star, speelde er nog een andere kwestie. "Wij wilden uiteindelijk toch meer de richting van een familiefilm op. Als je er een gitzwarte komedie van maakt, een typische Theo van Gogh-film dus, weet je bij voorbaat dat er een beperkt publiek naar komt kijken. Dat is zonde, want het onderwerp leent zich voor iets veel breders. Dat zouden de erven Sjors en Sjimmie natuurlijk ook veel leuker vinden. Paul de Leeuw vond dat uiteindelijk ook. Hij wilde dat er een re-write kwam, anders zou hij niet meedoen. Die is er nooit gekomen."
Koos Terpstra kan zich niet herinneren ooit voor een feelgood-versie benaderd te zijn. "Ik weet niet precies meer waarom het uiteindelijk niet door ging. Ik geloof dat Theo even genoeg had van filmen. Toen was de deadline van de euro-introductie gepasseerd, wat het verhaal achterhaald maakte. Jammer, want het idee doet mijn bloed nog steeds sneller stromen." Voor Van Gogh betekent uitstel nog geen afstel. "Het idee is nog niet weg uit mijn hoofd. Ik zou hem graag willen maken, maar dan wel met een budget van 2 à 3 miljoen euro. Ik kan het me niet permitteren om dat klungelig uit te voeren. Wat ik geestig vond was dat we een antwoord gaven op de jeugdcultuur van de jaren vijftig. Een cynische harde film waarin werkelijk geen spaan wordt gelaten van die rozige droomwereld die uit die stripboeken naar voren kwam. Nederland is natuurlijk erg veranderd, maar toen was het leven echt niet zo idyllisch als werd voorgesteld."
Blijft de vraag of de erven Sjors en Sjimmie ooit toestemming zouden hebben gegeven voor een inktzwarte filmversie. Van Gogh: "We kregen wel een verontruste brief van de uitgever, maar dat had ons er niet van weerhouden. Ik had er graag een proefproces voor over gehad. Misschien zijn het beschermde namen, maar dat zie je dan wel bij de rechter. Als ik die uitgever was zou ik er heel blij mee wezen. Je hebt toch steeds jouw titel in de publiciteit. Ik denk dat de Sjors en Sjimmie-boeken voor die tijd wel degelijk revolutionair waren, dat het überhaupt mogelijk werd geacht dat een zwart en een blank jongetje een vriendschap onderhielden. Ik was er toen nog niet, maar kan me voorstellen dat zoiets in die tijd wel degelijk baanbrekend was. Dus hulde voor de makers!"

Mark van den Tempel